Oh oh Den Haag
Den Haag is mijn geboortestad en hoewel ik de stad in 1969 heb verlaten om een leven en carrière in Engeland op te bouwen, heeft de stad nog altijd een speciale plek in mijn hart. Ik ging dus graag met mijn nicht Maria en haar kinderen mee naar de Koninklijke Schouwburg voor een voorstelling van Harrie Jekkers, een geboren Hagenees.
Zodra we uit de ondergrondse parkeergarage stapten, werden we verwelkomd door de klanken van een draaiorgel voor de schouwburg, dat de bezoekers alvast in de stemming bracht voor de voorstelling met de liedjes van Harrie Jekkers, waaronder natuurlijk Oh Oh Den Haag. De muziek toverde een glimlach op de gezichten van omstanders en voorbijgangers.
Het was nog te vroeg om de schouwburg binnen te gaan, dus besloten we eerst naar de poffer-tjeskraam op het Malieveld te gaan om poffertjes te eten - ook dat hoorde bij een nostalgisch uitstapje in de Haagse binnenstad. We staken de straat over en liepen langs het gebouw van de Hoge Raad, dat sinds 2016 is gevestigd in een strak en transparant pand tegenover de schouwburg. Ik herinnerde me dat de Hoge Raad vroeger aan het Plein zat. Maria vertelde me dat dat gebouw had moeten wijken voor de uitbreiding van de Tweede Kamer. Hoewel de zes rechtsgeleerden, waaronder Hugo de Groot, waren meeverhuisd en als vanouds op hun sokkel zaten, moest ik toch even wennen aan die nieuwe plek. Het feit dat het Binnenhof tijdelijk niet toegankelijk was, had me ook al geen plezier gedaan, maar de reden daarvoor had mijn volledige instemming. Den Haag moest immers in zijn oude staat worden bewaard. Maar goed, de indrukwekkende figuren voor de Hoge Raad stonden er nog en gaven de stad de grandeur en het belang als regeringsstad. Dat vervulde me met trots.
De poffertjeskraam, ook wel bekend als het Paviljoen Malie-veld, stond er nog steeds. Ik wist niet zeker of er veel was veranderd, maar mijn aandacht werd meteen getrokken door een lijst uitsmijters op de menukaart. Dat was een onverwacht genoegen, want ik had in wel zestig jaar geen uitsmijter meer gegeten. Terwijl we genoten van de uitsmijter en de poffertjes gingen mijn gedachten terug naar mijn bezoeken aan de schouwburg in de jaren zestig. In 1960 had ik van mijn broer kaartjes voor de voorstelling Hendrik V van Shakespeare gekregen en ik ging er samen met een neef naartoe. Ik dacht eigenlijk dat Shakespeare wat hoogdravend en ingewikkeld zou zijn, maar niets was minder waar. Ik genoot enorm van die voorstelling, de oorlog die op het toneel werd uitgebeeld, de prachtig vertaalde tekst en de schurkenstreken van Falstaff. Op die dag begon mijn voorliefde voor toneel en kreeg de Koninklijke Schouwburg een magische aantrekkingskracht voor mij.
Vanaf die tijd ging ik regelmatig terug als er een stuk werd opgevoerd dat ik graag wilde zien, meestal van de Haagse Comedie. Dan ging ik een kaartje kopen bij het loket van de Schouwburg. De Haagse Comedie, het toonaangevend gezelschap, speelde naast blijspelen ook het ‘grote repertoire’, onder andere Shakespeare en Tsjechov. Ik werkte toen bij de BPM in de Carel van Bylandtlaan. Vanaf daar fietste ik over de Koningskade naar de Javastraat, dan linksaf door de Frederikstraat en de Denneweg. Vervolgens reed ik langs het Hotel des Indes en over het lange Voorhout. Bij het Toernooiveld zette ik mijn fiets op slot en liep ik naar de schouwburg. De vriendelijke dame achter het loket haalde dan een platte-grond van de zaal tevoorschijn en liet mij zien welke plaatsen nog beschikbaar waren. Ik kreeg in die tijd nog niet veel zakgeld en ik had net genoeg voor een plaats in de engelenbak. Vanwege de hoogte - waar de engelen zaten - was dat de goedkoopste rang in het theater. Maar dat kon mij niet schelen, want ik kon de grootheden van de Haagse Comedie goed zien, zoals Paul Steenbergen, Ida Wasserman, Bob de Lange, Albert van Dalsum, Myra Ward. Geweldige acteurs. Voor een voorstelling rond het nieuwe jaar moest je soms weken van tevoren een kaartje kopen, maar dat deed ik graag. Ik was diep onder de indruk toen Paul Steenbergen in het drama Arme Bitos heuse tranen huilde in zijn rol van Bitos. Ik zag ook De vrolijke vrouwtjes van Windsor van Shakespeare en De Kersentuin van Anton Tsjechov, evenals Oom Wanja. Met iedere voorstelling groeide mijn liefde voor het toneel. Er kwamen boven die uitsmijter zoveel herinneringen boven aan de prachtige rollen van Ida Wasserman en de onvergetelijke vertolking van Albert van Dalsum als stokoude bediende.
Meestal ging ik alleen. Om de een of andere reden vond ik niemand met dezelfde belangstelling. Ik droeg voor die bezoeken mijn netste pak; donkerblauw met een vest. Slechts één keer - ik was toen achttien jaar - had ik een vriendinnetje van kantoor uitgenodigd. Ik had toen duurdere kaartjes gekocht voor een plaats onder het eerste balkon, iets hoger gelegen dan de parterre, een zogenaamd baignoire. Ik had zelfs nog geld om haar na de voorstelling mee te nemen naar de Apendans voor een kopje koffie met gebak. Helaas, mijn vriendschap met haar duurde niet lang, al verzekerde ze me dat ze die avond heel bijzonder had gevonden.
Het meest is mij bijgebleven de première van Kinderen van de Zon van Maxim Gorki. Ik was toen achttien jaar oud. Het was een galavoorstelling. De heren droegen donkere kostuums of smokings en de dames waren gekleed in lange jurken met hoeden op. Zelf had ik mijn nette pak weer aan. Het vreemde was dat die chique sfeer me niet echt imponeerde. Ik voelde me thuis in de schouwburg, zoals een kind zich thuis voelt bij de warme haard in zijn ouderlijk huis. Het was voor mij een onvergetelijke ervaring.
Het werd tijd om terug te keren naar het heden en naar de Koninklijke Schouwburg te lopen. Het draaiorgel speelde nog steeds de liedjes van Harrie Jekkers, de liedjes waarin hij wilde wonen. Voor de ingang stond een lange rij met goed gemutste mensen. De deuren gingen open en er vormden zich twee rijen. Wij stonden bij de rij die meteen kon doorlopen, omdat wij ons kaartje al hadden gereserveerd.
Ik keek nieuwsgierig om me heen, zoekend naar herkenning en wat ik zag deed me plezier. “Alsof ik thuiskom”, zei ik met een glimlach tegen Maria. Ik bleef even stilstaan bij de portretten van bekende acteurs aan de muur. We liepen de trappen op naar het tweede balkon. Ook de engelenbak, die nu het derde zijbalkon bleek te zijn, herkende ik. Het interieur van het theater was wel veranderd, maar dat thuisgevoel bleef onveranderd.
En toen verscheen Harrie Jekkers op het toneel, hartelijk begroet door een zaal vol Hagenaars en Hagenezen of - beter gezegd - vrienden, want dat onderscheid is in deze tijd niet meer zo duidelijk. Ze waren gekomen voor een gezellig samenzijn en kregen precies wat zij hadden verwacht: een show vol liedjes die zo bekend waren bij dit publiek en die iedereen moeiteloos had kunnen meezingen. En dat gebeurde ook bij het hilarische lied over de kerstezel, waarin Harrie vertelde hoe hij van zijn gedroomde rol als Josef - of desnoods koning of herder - gedegradeerd werd tot ezel. En dan niet eens de voorkant. “Nee hij was de kont!” zong de zaal uit volle borst. Ik huilde bijna van het lachen en voelde dat na vele jaren in het buitenland de Hagenees in mij toch nog helemaal levend was.
Details
-
Schrijver
Jos Gelauf -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
FNV-voorzitter J. Stekelenburg en zanger Harrie Jekkers presenteren LP ‘Yoghurt met banaan’. Foto uit 1988, Rob C. Croes, Anefo fotocollectie -
Editie
06-2025