De beruchte straat Ledig Erf
Op 13 december 1872 ging er een golf van verbijstering en woede door Den Haag. De geschokte inwoners van onze stad waren in rep en roer door een afschuwelijke moordpartij. In een woning aan de straat Bogt van Guinea werden de verminkte lichamen van de rijke weduwe Maximiliana van Kouwen en haar dienstbode Leentje Beloo aangetroffen. Ze waren bruut beroofd en op gruwelijke wijze vermoord.
Misdaden van deze aard waren in die tijd nog een uiterste zeldzaamheid en zorgden dan ook voor grote ontzetting. De dader Hendrik Jut, wiens spreekwoordelijke hoofd nog steeds dienstdoet als kermisattractie, werd ruim twee jaar later opgepakt en in 1876 veroordeeld tot levenslang. Veel inwoners van Den Haag vonden dat niet genoeg en eisten dan ook de doodstraf. Maar die was in 1870 afgeschaft. De altijd zo keurige Bogt van Guinea had inmiddels een flinke smet opgelopen die niet meer weg te poetsen was. Op verzoek van de geëmotioneerde bewoners werd de naam in 1873 gewijzigd in Huijgenspark.
In de loop der jaren zijn er in Den Haag meer beladen straten van naam veranderd. Het recentste voorbeeld is de Poeldijksestraat, waar tot 2005 dames van lichte zeden onder het rode licht en achter het raam hun geld verdienden. Na het verdwijnen van de prostitutie en de sloop van de vooroorlogse huizen kreeg de straat een andere naam. Zo zijn er meer voorbeelden te noemen. Toch zullen maar weinig Hagenezen en Hagenaars weten dat de voorganger van de huidige en rustige Bakkersstraat in de wijk Kortenbos een zeer beruchte reputatie had.
Kortenbos was in de achttiende en negentiende eeuw een druk bevolkte wijk. De belangrijkste straat was het Westeinde die als het ware de wijk doormidden sneed en met het vrijwel parallel gelegen Noordwal fungeerde als poort van en naar het Westland. Het kronkelige Westeinde was in die tijd een bloeiende winkelstraat waar van alles te koop was. Op de Noordwal werden groenten en fruit over de singel in boten aangevoerd en op de kade verkocht. Handelaren in alle soorten en maten kwamen en gingen. Volle handkarren werden met enige moeite over de vierkanten keien of door modderige plassen geduwd. Met wat geluk was men in het bezit van een paard en wagen. De verbale drukte gecombineerd met de houten wielen en trappelende hoeven zorgden voor een oorverdovend tafereel. In de vele koffiehuizen en cafés werden onder het genot van een drankje de laatste mondelinge afspraken gemaakt. Sommige kooplieden keken daarbij te diep in het glaasje en keerde berooid naar huis terug.
Naastgelegen straten profiteerden enorm van opkomst en aanbod. Het trok Hagenaars en Hagenezen uit alle hoeken van de stad aan en daarmee ook andere producten en handelaren. Zo waren vis- en veemarkten in de nabije omgeving te vinden. Kortenbos als middelpunt van de Haagse handel genoot daardoor enig aanzien. Toch was niet alles rozengeur en ma-ne-schijn. In de tussengelegen steegjes, waar grote gezinnen woonden in zeer zware omstandigheden, heerste bittere armoede. Slechte hygiëne, hongersnood en rondwarende ziekten sloegen keihard toe en zorgden voor grote kindersterfte. Zo ontdekte ik in het Haags Gemeentearchief dat een voorouderlijke oom en tante tussen 1866 en 1885 negen kinderen kregen waarvan er zeven op jeugdige leeftijd overleden. Een ongekend groot drama voor het gezin.
Begin achttiende eeuw was de wijk Kortenbos nog niet volgebouwd. Aan de buitenkant van de stad tussen de Breedstraat en de Noordwest Buitensingel lag het Ledig Erf, de algemene benaming van een onbebouwd stuk grond. In november 1714 werd door het Haagse Gemeentebestuur besloten om hier een begraafplaats, het Noorderkerkhof, aan te leggen. Men was hiertoe gedwongen omdat de kerkhoven in de stad uit hun voegen barstten door de groei van het aantal inwoners. Vanaf 1716 werden op het Noorderkerkhof de eerste overledenen bergraven. In de daaropvolgende jaren werden langs de weg naar de begraafplaats krakkemikkige huisjes gebouwd waarin de armste inwoners van Den Haag een onderkomen vonden. Veel bewoners werden door de Kerk of door het Burgerlijk Armbestuur bedeeld, soms net genoeg om het hoofd boven water te houden. Armoede en hongersnood dreef veel Ledig Erf’ers dan ook tot bedelarij, prostitutie en criminaliteit. Overdadig alcoholgebruik zorgden voor ruzies en vechtpartijen. Al snel werd het Ledig Erf een toevluchtsoord voor de zogenaamde onderlaag van de bevolking. Misdadigers, vechtersbazen, landlopers, dronkenlappen, afgedankte huursoldaten, werklozen, bedelaars en prostituees vonden hier hun heil.
Wat zeker ook meespeelde in de verloedering van de straat was het Noorderkerkhof, waar al snel alleen de allerarmsten hun laatste rust vonden. De gegoede burgers waagden het niet om in de buurt van het Ledig Erf te komen en wilden daar niet begraven worden. Door de begraafplaats en het spaarzame licht had de straat een spookachtige sfeer. In die tijd werden veel mensen ’s avonds begraven. De arme overledene werd met een handkar, gevolgd door geëmotioneerde familieleden en betrokken buurtbewoners, naar zijn of haar laatste rustplaats gebracht. De weg naar het kerkhof was zanderig en als het had geregend, modderig. Met een lantaarn waarin een kaars brandde werd de overledene naar zijn graf gebracht. Vanaf de straat gezien leek het bewegende licht in het donker op een geestverschijning. Dit zorgde weer voor allerlei spookverhalen. De arme overledene werd meestal in een doek begraven. Geld voor een kist, steen of kruis was er vrijwel niet. De overledene werd vaak in een ondiepe kuil onder een dun laagje aarde begraven. Het kwam dan ook regelmatig voor dat bij een stevige regenbui of door wroetende varkens stoffelijke overschotten tevoorschijn kwamen. De ontdekking daarvan door nietsvermoedende voorbijgangers zorgde voor smeuïge en lugubere verhalen.
In de eerste helft van de negentiende eeuw waren de omstandigheden op het Ledig Erf en het Noorderkerkhof zeer slecht. Omwonenden begonnen te klagen over rattenoverlast en ondraaglijke stank van ontbindende lijken en de ziektes die daardoor werden veroorzaakt. Omdat in de buurt in toenemende mate huizen werden gebouwd en men meer kennis kreeg van hygiënische omstandigheden besloot het Haagse Stadsbestuur het Noorderkerkhof te sluiten. De begraafplaats werd in 1830 volledig geruimd. Zo goed als. Want tot in de twintigste eeuw werden bij grondwerkzaamheden stoffelijke resten gevonden. De ontruiming van het Noorderkerkhof zorgde voor enige verbetering. Een militaire bakkerij werd gevestigd en had sinds 1868 een uitgang aan het Ledig Erf. De buurt bloeide op en vele nieuwkomers van buiten de stad vonden hier hun gewenste toekomst. Toch bleef het Ledig Erf met zijn inwoners berucht. Maar vanaf 1897 kwam er langzamerhand een kentering.
Het Haags Gemeentebestuur wilde de onbewoonbare krotten afbreken en vervangen door nette werkman-huisjes. De raadsleden realiseerden zich echter dat het moeilijk zou worden om investeerders en nette bewoners te vinden. Een ambitieus plan werd gesmeed. In die jaren die volgden werden de beruchtste inwoners uit hun huizen geplaatst. Een aantal vond een onderkomen elders in de wijk. Velen vonden hun heil in de opkomende Schilderswijk. Een volgende belangrijke stap die genomen werd was de naamsverandering. In 1899 werd Ledig Erf gewijzigd in Bakkersstraat, genoemd naar de militaire bakkerij. Inmiddels is de straat al meerdere keren verbouwd. Een aantal werkman-huisjes hebben de tand des tijds doorstaan. Halverwege de straat, rechts vanaf de Breedsstraat, zijn ze te bewonderen. Naast de huisjes, op een open stuk, staan een boom en een stuk muur. Het zijn de overblijfselen van het Noorderkerkhof. Stille getuigen van een roerige tijd.
Details
-
Schrijver
Jan Kaffa -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
Bakkersstraat ca 1910. Hofje van de Cooperatieve Inkoopvereniging Eendracht maakt macht. Foto: collectie Haags Gemeentearchief -
Editie
17-2021