Skip to main content

Gerrit van Houten, een onderschat talent

In De Haagse Tijden van 8 december vorig jaar, verscheen een artikel van Egbert van der Geest over de beeldhouwer Fré Jeltsema. In aansluiting daarop volgt hieronder het verhaal van de bijna vergeten Groninger kunstschilder Gerrit van Houten. Deze was al op jonge leeftijd een begaafd kunstenaar, maar zijn artistieke ontwikkeling werd wreed verstoord door een zich in zijn jeugd openbarende geestesziekte. Daarin speelde zijn oom Hendrik Willem Mesdag, de beroemde Haagse Schoolschilder, een cruciale rol. Dit door zijn neefje weg te zetten als een talentloze “afkijker” van zijn eigen schilderstukken.

Gerrit van Houten (1866-1934) werd op 29 augustus 1866 in Groningen geboren als tweede van zes kinderen in het gezin van Hendrik van Houten en Alida Cornelia Christina ten Brugge Kate. Vader Van Houten dreef net buiten de stad, aan het Damsterdiep een goedlopend houtbedrijf. In de houtzaagmolen De Twee Reizigers, werden vanuit Scandinavië aangevoerde boomstammen gezaagd en geschaafd voor de houthandel. Het gezin Van Houten was politiek bewust en kunstzinnig. Vader, lid van de Groninger gemeenteraad alsook de Provinciale Staten, was een verdienstelijk amateurtekenaar. Oudste dochter Alida volgde een kunstopleiding aan de Academie Minerva in Groningen. Zij gaf in 1928 een monografie over haar broer Gerrit uit.

Zijderupsen

Gerrits geest was al op jonge leeftijd sterk naar binnen gekeerd. Zo kon hij liggend op zijn rug lang naar overdrijvende wolken staren. Als liefhebberij hield hij zijderupsen. De zijde van de door de rupsen gevormde cocons, spon hij tot draden die hij in een verfbadje kleurde en vervolgens weefde tot boekenleggers. Gerrit had een scherp verstand en bezocht na de lagere school het Stedelijk Gymnasium in Groningen. Daar blonk hij uit in tekenen. Ook volgde hij tekenlessen aan de plaatselijke kunstacademie Minerva.

Toen Gerrit op zijn dertiende jaar wegens geelzucht drie maanden het bed moest houden, kreeg hij van zijn ouders een aquareldoos. Daarmee gaf hij kleur aan zijn prachtig getekende bloem- en vruchtstillevens alsook landschappen uit zijn directe leefomgeving. Korte tijd later nam hij van zijn broer Derk een schilderskist met olieverf over. Daarmee vervaardigde hij in 1881 zijn eerste olieverfschilderij met de titel: Bewogen zee met veel schepen. Dit naar aanleiding van een zomervakantie een jaar eerder met zijn ouders in Scheveningen, waarbij ze in het vroegere hotel Rauch logeerden. Gerrit zag daar toen voor het eerst de zee.

Gestrande kunstopleiding

In de tweede klas van het gymnasium haalden zijn ouders Gerrit van school om zich geheel aan de schilderskunst te kunnen wijden. Een poging zijn talent verder aan de Groninger Academie Minerva te scholen, strandde evenwel. Directeur Egenberger constateerde bij het zien van Gerrits werk: “Je mag van mij wel komen, maar ik kan je niets meer leren.”

Voor het toelatingsexamen aan de Amsterdamse Rijksacademie voor Beeldende Kunsten zakte Van Houten vervolgens wegens zenuwachtigheid en te weinig voorbereidingstijd. Uiteindelijk belandde hij op de Haagse Tekenacademie, waar geen toelatingsexamen nodig was. Hij ging op kamers bij het gezin van de inspecteur van levensverzekeringen, Cornelis Corver, waar hij slecht kon wennen. Een half jaar later keerde Gerrit vol heimwee terug naar zijn ouders in Groningen. Alle pogingen een kunstopleiding te volgen waren op niets uitgelopen.

Oom Mesdag

Gerrits ouders probeerden hierna hun zoon langs een andere weg kunstenaar te laten worden. Vaders jongere zuster Sientje was gehuwd met Hendrik Willem Mesdag. Deze telg uit een Groninger bankiersfamilie ontwikkelde zich als zeeschilder tot het middelpunt van de Haagse School. Sientje werd een verdienstelijk schilder van landschappen, stillevens en portretten. Het echtpaar Mesdag kon zich geheel aan de schilderskunst wijden nadat in 1866 Sientjes vader overleed en een aanzienlijke erfenis van 60.000 gulden (thans bijna 619.000 euro) naliet. Het echtpaar schilderde in 1881 het bekende Panorama Mesdag in hun woonplaats Den Haag. Ook verzamelden ze werk van de Haagse en Barbizonse School dat bijeengebracht werd in een bijgebouw in de tuin van hun woning aan de Laan van Meerdervoort. Dit werd later het Museum Mesdag.

‘Afkijkspook’

Vader Van Houten probeerde zijn talentvolle zoon Gerrit mee te laten liften op de eer en roem van zijn succesvolle zus en zwager. Echter, Mesdag toonde een sterk ambivalente houding tegenover zijn neefje Gerrit. Enerzijds bevestigde hij Gerrits talent, anderszins wees hij zijn kunstzinnige kwaliteiten af met de denigrerende opmerking: “Je kijkt alles van mij af, je schildert mij na, je hebt geen eigen talent.” Het door Mesdag in leven geroepen ‘afkijkspook’ zou Gerrit levenslang blijven achtervolgen. 

Vader Van Houten liet zich echter niet uit het veld slaan door de houding van zijn zwager. Hij toog met Gerrit naar de gerenommeerde Haagse kunsthandel Goupil & Cie, waar hij de dienstdoende medewerker H.C. Tersteeg met trots Gerrits aquarel De aardbeien liet zien. Tersteeg, kennelijk ingeseind door Mesdag, zei echter tegen Gerrit: “Die heb je afgekeken van je tante Sientje.” Waarop Gerrit, als door een slang gebeten, uitstiet: 
“Maar tante Sientje heeft nog nooit aardbeien geschilderd!” Tersteeg snauwde daarop: “Maar àls tante aardbeien geschilderd zou hebben, dan zou ze het zò gedaan hebben.”

Teleurgesteld keerden vader en zoon Van Houten terug naar Groningen. Kort daarop overleed Gerrits vader, zijn steun en toeverlaat, plotseling op vijftigjarige leeftijd. Vaders broer Samuel werd als Gerrits voogd aangesteld. Deze was net als Gerrits vader begonnen als gemeenteraadslid in Groningen maar klom op tot minister van Binnenlandse Zaken. Hij werd bekend door zijn uit 1874 stammende Kinderwetje tegen de kinderarbeid en woonde met zijn gezin in Den Haag naast de Mesdags, aanvankelijk in de Anna Paulonastraat, later in een dubbel woonhuis aan de Laan van Meerdervoort. Samuels dochter, Barbara Elisabeth, leerde schilderen in het atelier van Mesdag waar ze werken van hem naschilderde. Wat Mesdag zijn neef Gerrit verweet, juichte hij bij nicht Barbara toe! Barbara zou uitgroeien tot een verdienstelijk etser en schilder van stillevens en portretten.

Schizofrenie

De, door zijn oom Mesdag, afgewezen en gekrenkte Gerrit van Houten kreeg spoedig na de dood van zijn vader last van depressieve stemmingen. Dit als eerste uiting van een zich ontwikkelende schizofrene geestesstoornis. Moeder Van Houten zond haar zoon voor rust naar de badinrichting Bethesda in Laag Soeren op de Veluwe. Vandaar schreef haar in een psychose verkerende zoon in mei 1886: “Ik had gaarne 100 gulden, zoo spoedig mogelijk deze week, ik heb het akelige denkbeeld ontdekt dat ik de Prins van Oranje ben, en dat een struikrover op mij aast om mij te vermoorden, daarvoor heb ik losgeld nodig, in geval van nood…”

Na een verblijf van een half jaar in Bethesda werd Gerrit geplaatst in het gezin van huisarts Fischer in het Friese Surhuisterveen. Hij zou daar vijf jaren verblijven. Fischer verbood hem in verband met zijn labiele geestelijke gezondheid nog verder te tekenen. Tijdens Gerrits verblijf, verhuisde het doktersgezin naar het nabijgelegen Lippenhuizen. In 1891 verdronk de doktersvrouw zich daar in een sloot. Haar verzorging van Gerrit viel daarmee abrupt weg. Op zijn zevenentwintigste werd Van Houten in de psychiatrische inrichting Meerenberg bij Santpoort geplaatst. Daar verbleef hij veertig jaar lang zonder nog tot enige creatieve prestatie te komen. Hij overleed op 18 januari 1934 aan een hersenbloeding en werd begraven op de Zuiderbegraafplaats in Groningen. Zijn erven richtten in 1945 de Gerrit van Houtenstichting op met als doel Gerrits kunstwerken te bewaren en te conserveren in zijn geboortehuis aan het Damsterdiep in Groningen. De collectie is niet toegankelijk maar een aantal werken van hem zijn te zien in de Fraelemaborg, in Slochteren dat sinds 1972 in bezit is van de genoemde stichting.


Details

  • Schrijver

    Carol Jan Klok
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Oosterhaven,1882. Aquarel collectie Groninger Archieven
  • Editie

    12-2021

Meest gelezen artikelen