De Constitutionele Monarchie is zo gek nog niet
Tijdens de prehistorie kwamen de mensen er al snel achter dat het leven in een groep veiliger was dan alleen rond te trekken en dat in zo’n groep bovendien de taken verdeeld konden worden. Ook werd duidelijk dat er behoefte was aan leiding of dit nu door één van de groepsleden of een aantal van hen uitgevoerd werd. Dit speelt vandaag de dag nog steeds, zoals zeker de laatste maanden gebleken is. Laat ik enkele mogelijkheden noemen van het leiding geven aan een grote groep mensen.
Tot 1795 was ons land een republiek die bestond uit een verbond van zeven gewesten, de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden genoemd. Van 1795 tot 1806 spreken we van de Bataafse Republiek. Vervolgens krijgt de broer van Napoleon Bonaparte, Lodewijk Napoleon, de leiding over ons land en we spreken nu van een Koninkrijk. In 1813 keert de zoon van de laatste stadhouder, Willem Frederik genaamd, uit ballingschap terug naar ons land en hij wordt uitgeroepen tot soeverein vorst. In 1815 werden de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden die gescheiden waren weer verenigd en Willem Frederik roept zichzelf uit tot Koning van het Koninkrijk der Nederlanden. Hij heet dan Koning Willem I. Tijdens Koning Willem III is de grondwet zodanig aangepast dat de macht die de Koning voordien had, zeer beperkt werd. We kunnen nu van een Constitutionele Monarchie spreken. De Koning of Monarch heeft zich te houden aan de Constitutie oftewel de Grondwet. Ons land was vanaf dat moment dus een parlementaire democratie. In het woord democratie komen de woorden volk en heersen samen.
Ik denk dat ons koningshuis nog steeds een belangrijke functie heeft al was het alleen maar omdat het ons volk van individualisten bij elkaar houdt. Daar komt bij dat we het met de huidige koninklijke familie getroffen hebben. In welk land zie je de koning in de rij staan om een ijsje voor zijn dochtertjes te kopen en in welk land kun je de koningin tegenkomen in een winkel waar ze kleren koopt voor haar dochtertjes?
In het dorp waar ik woon,
kon dat.
De bal die alle kleuren heeft
In dit kinderboek staat een hoofdstuk waarin onze koninklijke familie voorkomt en een deel hiervan wil ik overnemen. Het verhaal gaat over een koning, Jorg, die in de buurt van Den Haag in z’n eentje in een paleisje woont. Het is een klein mannetje
dat nogal eens een avontuur beleeft. Hij heeft
een hele bijzondere bal en soms kan hij het
niet laten om die bal een enorme schop te geven en dan gaat hij vervolgens op zoek naar de bal en tijdens dat zoeken beleeft hij een avontuur. In één van de hoofdstukken komt de bal bij het paleis Huis ten Bosch in de struiken terecht, leest u maar:
Jorg loopt samen met zijn nieuwe vriendje naar een groot hek toe. Voor het hek staat een soldaat en in de verte ver achter dit hek staat een soort paleis. Het lijkt wel op zijn eigen paleis maar dan veel groter. Op het grasveld ervoor ziet hij een man die met drie meisjes aan het spelen is. Hij zou eigenlijk wel eens aan die man willen vragen of hij misschien weet waar zijn bal is, maar ja, het hek is op slot en ervoor staat die soldaat. “Zal Ik eens aan die soldaat vragen of hij het hek wil opendoen”, vraagt Jorg aan zijn nieuwe vriendje. Die begint geheimzinnig te lachen alsof hij iets weet dat Jorg niet weet. “Je kunt het proberen”, zegt hij. Jorg raapt al zijn moed bij elkaar en dat is een heel werk en hij loopt naar de soldaat toe. “Meneer de soldaat, zou u dat hek voor me open kunnen maken?” De soldaat kijkt even achterom naar die man en de drie meisjes en hij fluistert “Dat mag ik niet doen van de koning.” “Nou van mij wel hoor”, zegt Jorg. “Ja, dat zal best”, is het antwoord van de soldaat, “maar jij bent de koning ook niet.” Jorg zegt iets te hard: “Ik ben wel de koning!” Een van de drie meisjes die op het grasveld aan het spelen is, kijkt op en loopt naar de soldaat toe. “Wat zegt dat manneke, soldaat?” “Ach, prinses, hij zegt zo maar iets. Hij beweert een koning te zijn.” Het meisje loopt naar haar vader toe en vraagt hem kennelijk iets. Haar vader glimlacht en loopt naar het hek toe. “Zo”, zegt hij, “dus jij bent een koning?” “Wel wis en waarachtig”, zegt Jorg, “een hele echte.” “Ik heb een paleis en een bal en nog veel meer, maar geen onderdanen.” Opeens herinnert hij zich waarom hij zo’n eind is gaan fietsen. “Ik ben namelijk op zoek naar mijn bal, de bal die alle kleuren heeft.” “Amalia”, zegt de meneer tegen één van zijn dochters, “jij hebt daarnet achter dat bosje toch een hele mooie bal gevonden? “Amalia knikt. Jorg denkt “Amalia is echt een naam voor een prinses en die soldaat zei daarnet ook al prinses. Eén en één is twee, dus die meneer is ook een koning.” Hij steekt zijn rechterhand door het hek en zegt: “Mag ik me even voorstellen, mijn naam is koning Jorg, collega.” De meneer moet lachen en grijpt zijn hand. “Dat vind ik nu eens leuk. Ik kom hier bijna nooit een collega tegen. Soldaat, maak het hek maar open zodat mijn collega naar binnen kan.” Jorg loopt samen met die andere koning en de drie prinsesjes een lange laan af en dan staan ze voor een grote, brede trap. Jorg begint moedig aan de eerste tree, de tweede en ga zo maar door. Het zijn wel achttien treden dus het duurt wel even voordat hij boven is. Ze lopen naar binnen en Jorg is diep onder de indruk van al het moois dat hij ziet. Een echt paleis, dat is duidelijk. Hij loopt achter die andere koning aan en ze gaan aan een tafeltje zitten. Een aardige mevrouw komt een blad met een theepot, kopjes en niet te vergeten heerlijke koekjes brengen. Later begrijpt Jorg pas dat dit de vrouw van die andere koning is, de koningin dus. De prinsesjes zitten aan een grote glanzende tafel huiswerk te maken. Ja, ja, prinsesjes gaan ook naar school. Hun vader vraagt van alles en nog wat aan Jorg en hij vertelt wat hij zoal meegemaakt heeft. “Zo, ik heb mijn dochtertjes wat te vertellen als ik ze vanavond naar bed breng”, denkt de andere koning. En zo wordt het maar later en later. Het wordt al een beetje donker buiten . Jorg ziet dat en zegt “Ik moet nu naar mijn eigen paleis gaan want ik heb geen licht op mijn fiets.” Hij neemt afscheid van die andere koning, zijn dochtertjes en zijn vrouw en belooft zeker nog eens terug te zullen komen. Amalia komt aanhollen met de bal die al die tijd in het gras heeft liggen wachten. “Je vergeet je bal”, zegt ze. Hij was ook zo onder de indruk van al dat moois en die aardige mensen dat hij inderdaad z’n bal vergeten was. Die lieve bal waar hij speciaal voor gekomen was.
Details
-
Schrijver
Carl Doeke Eisma -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
Illustratie: Taco Eisma -
Editie
08-2021