Skip to main content

Clingendael, schitterend decor voor gruwelijk ‘spel’


lingendael. Het landhuis, tot in de puntjes onderhouden, prijkt in de zon tussen vijvers en geboomte van het gelijknamige Haagse park. Het is bij de Hagenaars een geliefd wandelgebied, men flaneert langs waterpartijen, genietend van kleurige rododendrons, de Japanse Tuin en het Sterrenbos. Op veel plaatsen in het park is de Tweede Wereldoorlog zichtbaar aanwezig. Tientallen bunkers en luchtafweerstellingen, soms overgroeid of bedekt met bosgrond, staan onder het geboomte en een groot deel van het terrein wordt begrensd door een tankgracht. 

Het landgoed met het park was niet alleen een groot verdedigingscomplex als onderdeel van de festung Scheveningen, het was ook de residentie van de reichskommisar für den besetzten gebiete in die Niederlände, Arthur Seyss-Inquart (1892-1946). Hij nam in 1941 zijn intrek in het landhuis dat eind zestiende eeuw werd gebouwd en ooit aan de familie Van Brienen toebehoorde. De rijkscommissaris liet heel wat verbouwen en er kwam een zonnewijzer op het gazon. Tot in de verre omtrek was de residentie beveiligd, waaraan de bunkers en kazerneachtige bouwsels voor de SS-lijfgarde herinneren.

Op een hoek van de conciërgewoning tegenover het landhuis bevindt zich een bescheiden bronzen plaquette. Die herinnert aan een van de meest bizarre operaties uit de Tweede Wereldoorlog: het Englandspiel. Landgoed Clingendael was het schitterende decor voor het eerste bedrijf daarvan: het verhoor op 14 mei 1942 van Han Jordaan, geheim agent, uit Engeland afkomstig, en Pim Boellaard, die een spilfunctie vervulde in het Nederlandse verzet. Het kost moeite om in dit verband te spreken van een ’spel’, waarbij ‘spelers’ betrokken waren, of te denken dat er een glorieuze winnaar zou zijn. Zowel geallieerden als Duitsers speelden het ‘game’ met boosaardige grimmigheid. Mensenlevens hadden daarin nog niet de waarde van een zandkorrel. 

Het begon ermee dat de Duitsers Nederlandse geheim agenten gevangenzette, hun codes om te communiceren met de Britse Special Operations Executive (SOE) ontfutselden en daarmee valse informatie naar de Britten stuurden. Hoewel de spionnen via hun berichten van tevoren afgesproken tekens gaven om te laten weten dat ze waren opgepakt, pikte de SOE die niet op. Of dit per ongeluk of expres gebeurde, is nog steeds een onbeantwoorde vraag. Bijna tachtig jaar na het ‘spiel’ zijn de Britse archieven nog niet volledig open. Het enige dat werkelijk vaststaat, is dat het honderden Nederlanders het leven gekost heeft.

De twee Nederlandse deelnemers aan het eerste bedrijf van het ‘spiel’, de gevangenen Jordaan, 23 jaar, en Boellaard, 40 jaar, hebben toen nooit geweten wat er aan de hand was. Als gevolg van verraad werden beiden gearresteerd, ze kenden elkaar niet en wisten niet wat de redenen waren voor het verhoor. Dat laatste wisten de Duitsers wel, zij wilden een ‘beeld’ krijgen van het Nederlandse verzet om de bestrijding daarvan te verfijnen en kozen twee gevangenen. De Duitsers hadden bedacht dat een ontspannen wandeling in de schitterende ambiance van Seyss geschikt zou zijn om die eens rustig over hun motieven uit te horen. Zo kuierde de Duitse nomenklatoera met zijn gevangenen rustig door het park, terwijl achter iedere struik en boom een zwaarbewapende SS’er van de lijfwacht stond.

Pim Boellaard

Willem (Pim) Boelaard (1903–2001) behoorde tot de Nederlandse bestuurlijke en militaire elite. Hij werd geboren in 1903 en het lag voor de hand dat ook hij, net als enkele van zijn voorouders, een loopbaan in het leger of de marine zou volgen. Maar het liep allemaal anders, hij koos een burgerlijke loopbaan en werd directeur van de (toenmalige) verzekeringsmaatschappij De Nederlanden van 1845. Hij was overigens wel reservekapitein bij de bereden artillerie, een legeronderdeel dat paarden gebruikte. Zijn batterij leverde in mei 1940 hevige strijd met Duitse luchtlandingstroepen die het Haagse vliegveld Ockenburg hadden bezet en een grote bedreiging waren voor de regering en het vorstenhuis. 

Na de capitulatie kwam Boellaard al snel in een verzetsgroep terecht, de Ordedienst (OD) die voornamelijk bestond uit officieren van conservatieve signatuur. Trouw aan het koningshuis, God en het vaderland waren belangrijke drijfveren van de deelnemers. Ook waren zij beducht voor een machtsvacuüm als Duitsland verslagen werd en er mogelijk een gevaarlijke periode van anarchie zou aanbreken. In dat geval zou de Ordedienst als een betrouwbaar instrument van de regering kunnen optreden. Naïviteit en onvoorzichtigheid eisten al spoedig een zware tol. In september 1941 werd een groot aantal leden gegrepen en naar concentratiekampen gestuurd. Op 3 mei 1942 werden er 72 en een week later nog eens twintig van hen doodgeschoten. 

Boellaard zat maanden gevangen in de Scheveningse strafgevangenis en hij voelde zich daar todeskandidat. Hij heeft in die periode een uitgebreid dagboek kunnen bijhouden, met een potloodje geschreven op glad toiletpapier en in een bibliotheekboek uit de gevangenis gesmokkeld - en bewaard gebleven. Bij ieder verhoor heeft hij zich buitengewoon standvastig gedragen en hij was niet bevreesd de Duitsers een grote mond te geven. Op 14 mei werd hij naar Clingendael gebracht. In zijn dagboek schrijft hij over die dag (citaat ontleend aan Wees manlijk, zijt sterk van Jolande Withuis, 2008): “(...) nu ik voor hem (Himmler) sta, is hij kleiner dan ik gedacht had: kort, gezet, borst vol ridderorden, de hoog opgebouwde ploertenpet maakt het geheel topzwaar en weinig indrukwekkend. Geen soldaat, eerder een kantoorman. Maar de sluwe intelligentie van de strakke mond, waaruit de vragen roffelen, en van de doordringende ogen, ietwat verborgen door de glans van zijn lorgnet, die mond en die ogen herstellen het evenwicht weer; zij zorgen dat de dodelijke angst zal blijven, ook nadat hij vertrokken is (...)”

Boellaard overleefde de kampen Natzweiler (“erger dan de kogel” schreef hij) en Dachau, bleef overal en te allen tijde standvastig en werd de vertrouwensman voor tallozen - van allerlei snit en slag. Zijn naoorlogse leven stond voor een groot deel in dienst van zijn ex-medegevangenen en organisaties van het voormalig verzet. Velen hebben hem geprezen om zijn moed, opofferingsgezindheid en noemen hem een ‘ware held.’

Han Jordaan

H.J. (Han) Jordaan (1918–1945) kwam uit een familie van Twentse textielfabrikanten. Na zijn dienstplicht in 1937-38 studeerde hij in Engeland, waar hij in juli 1940 textielingenieur werd en dienst nam bij de naar Engeland uitgeweken marinevliegdienst. Zijn vaardigheid met radiotelegrafie viel op en ook daarom werd hij gevraagd als agent/radiotelegrafist bij de Secret Operations Executive, die uiterst geheime opdrachten in bezette gebieden liet uitvoeren. Samen met een andere geheime agent, Ras, was hij nabij de bossen van de Holterberg in de nacht van 29 maart 1942 uit een bommenwerper gesprongen. Alles leek vlot te gaan, de zender was in goede staat terechtgekomen en Han kende de buurt als zijn broekzak. 

Binnen enkele dagen ging alles mis. De Duitsers grepen Ras al op 1 april en op 3 mei klapte de val dicht voor Jordaan, die niet gemerkt had dat hij al wekenlang gevolgd werd. Ook zijn zendapparaat werd ingepikt en hij werd door de beulen gedwongen om met zijn eigen zender een bericht van zijn ‘veilige’ aankomst naar Londen te sturen. Daarvoor moest hij zijn eigen geheime wachtwoord prijsgeven. Han vond dat het ergste niet, want nu kon hij alsnog zijn ‘security check’ gebruiken, een van tevoren afgesproken tikfout, die betekende: ik zit gevangen. Het leek hem de enige mogelijkheid om Londen te waarschuwen dat er iets helemaal verkeerd was gelopen.

Hij seinde zijn bericht, gaf zijn wachtwoord en ‘vergiste’ zich volgens afspraak. Dit had in Londen moeten opvallen, maar er werd niet op gereageerd - integendeel, SOE bleef steeds weer nieuwe geheime agenten sturen met verschrikkelijke gevolgen voor de parachutisten die na hun landing direct werden opgewacht door de Duitsers. Ook het Nederlandse verzet dat daarbij betrokken was leed zware verliezen. 

Han werd een geknakt mens. Hij is zich blijven afvragen hoe en waar er zoveel was misgelopen en dat sloopte hem. Daar kwam natuurlijk de beklemming van een mogelijke executie bij. Hij werd eerst naar de beruchte SD-gevangenis, het inmiddels afgebrande grootseminarie in het Brabantse Haaren gebracht. Vandaar is hij op 11 februari 1945 met een gevangenentransport naar de steengroeven van Mauthausen gebracht. Zijn laatste restje leven verloor hij daar op 21 april, 26 jaar oud. “...hij was een zacht en vriendelijk mens, waarvan een groote beschaving uitging...” schreef C. Vrolijk, een medegevangene van Jordaan.  


Details

  • Schrijver

    Jacques de Zwart
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Het landhuis waar Seyss-Inquart in 1941 zijn intrek nam. Foto: Milja de Zwart
  • Editie

    26-2021

Meest gelezen artikelen