Skip to main content

Clingendael, van duinvallei tot landgoed van de Doublets


De hoofdrol die freule Daisy - Marguérite Mary van Brienen, die de Japanse tuin aanlegde - speelde in de geschiedenis van landgoed Clingendael is vaak beschreven. Wat minder bekend zijn de hoofdpersonen in de ontstaansgeschiedenis, die begint rond 1550 in een duinvallei (clinge) op de rand van Wassenaar en ’s-Gravenhage. Even kennismaken: Philips Doublet I, II en III.

In de zestiende eeuw was Clingendael niet meer dan een boerderij. Eigenaar mr. Vrank Booth, advocaat bij de Hof van Holland (de raad die de stadhouder bijstond en rechtsprak), verkocht hem in 1591 aan de 31-jarige zoon van een collega, procureur (aanklager) Jan Doublet. Jan was halverwege de zestiende eeuw, toen de lage landen zich uitstrekten tot aan Noord-Frankrijk en onder de Spaanse koning vielen, van standplaats veranderd: hij kwam van Mechelen naar Den Haag. Daar woonde hij in het vierde huis vanaf de Gevangenpoort. Op chic, want zijn buurman was schout Florys van Dam, met wiens nicht Anna Jan Doublet was getrouwd. En daar werd ook zijn zoon Philips Doublet in 1560 geboren. 

Philips I (1560-1612)

Drie jaar voor de aankoop van Clingendael is Philips, laten we hem voor het gemak Philips I noemen, ontvanger-generaal namens de Unie van Utrecht geworden. Zijn carrière begon op zijn zestiende (!), als rekenmeester van de Hollandse Rekenkamer. Philips I woont aan het Lange Voorhout, de lange lindelaan die een uitloper van het Haagse Bos is. Vanwege de locatie, op een steenworp afstand van het Binnenhof en de Ridderzaal, is dat erg in trek bij hooggeplaatsten en bestuur-ders van de Nederlanden in de nog jonge Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Philips gebruikt de boerderij in het duingebied in Wassenaar als buitenverblijf, dat hij per koets of te paard in een kwartiertje kan bereiken. Hij koopt aangrenzende gronden om het landgoed uit te breiden. In 1609 wordt ook de Bossloot langs de zuidkant van het Haagse Bos verlengd, zodat hij het landgoed verbindt met het centrum van Den Haag en Scheveningen. Philips’ oudste zoon Johan (1580) volgt zijn vader niet alleen op als ontvanger-generaal, hij erft bij diens dood in 1612 ook het buitenverblijf. Maar zijn blik is vooral op Zeeland gericht. Hij koopt er de heerlijkheden Sint-Annaland en Moggershil en verwerft daarmee de bijbehorende adellijke titel, heer van Sint-Annaland.

Philips II (1590-1660)

Maar Johan blijft kinderloos en besluit daarom rond 1640 het landgoed in Wassenaar over te doen aan zijn tien jaar jongere broer Philips II. Het komt in 1652 officieel op zijn naam. Ook deze Philips is ontvanger-generaal, bij de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Hij is in 1632 getrouwd met een zus van de dichter en staatsman Constantijn Huygens, Geertruid, en wordt de rijkste man van het Lange Voorhout genoemd. Tussen 1640 en 1660 breidt hij het landgoed verder uit. Er worden grachten gegraven, op de plek van het latere landhuis verrijst een paviljoen en er wordt een tuin aangelegd. De toegangslaan is er ook, en die heet ‘Doubletslaan’. De buitenplaats krijgt dan ook zijn naam, Clingendael, al zal die naam pas rond 1670 officieel worden ingevoerd. Philips II is ook een ondernemende man. Hij heeft rechten gestudeerd in Leiden, is naast ontvanger-generaal ook secretaris van de magistraat van Den Haag en koopt en verkoopt onroerend goed. Zo laat hij rond 1615 een ‘lusthuis’ bouwen in een tuin aan de hoek van de Paviljoensgracht. Later wordt de tuin volgebouwd en is de Doubletstraat een feit. 

Philips III (1633-1707)

De bezittingen van Philips II gaan over op zijn zoon Philips III die - drie keer raden - ontvanger-generaal van beroep is. Deze derde Philips Doublet in de ontstaansgeschiedenis van Clingendael gaat voortvarend aan de slag met het landgoed. Hij trouwt in 1660 met zijn nicht Susanna, de dochter van Constantijn Huygens. Hij bouwt er een landhuis en legt een tuin aan in een barokke stijl, met buxus in geometrische patronen, omgeven door hoge hagen, en potten met exotische planten als sinaasappel en mirte. De inspiratie daarvoor heeft hij opgedaan in Frankrijk, waar hij regelmatig komt, ook al omdat zijn zwager Christiaan in Parijs woont. De ruimte voor het landhuis blijft open, zodat de koetsen er goed kunnen voorrijden. En dat gebeurt ook vaak, want Philips III houdt er muziek- en literaire avonden, waarin schoonvader Huygens ook een rol speelt.

Na Philips III volgt nog een Philips IV, maar die overlijdt in 1712 op 38-jarige leeftijd, nog voor zijn moeder die 88 wordt en in 1725 overlijdt als zeer vermogend vrouw. Dochter Philippina Van Hoefft-Doublet verkoopt Clingendael door aan Wigbold Slicher, die de tuin een ander, opener aanzien geeft, met grasperken en vijvers. In 1748 wordt Clingendael doorverkocht aan de familie Van Half-Wassenaer en via een huwelijk komt het in bezit van de familie Van Brienen, eerst gedeeld (1749), dan exclusief (1818). Het tijdperk-Van Brienen eindigt zes maanden na de dood van freule Daisy van Brienen op 22 november 1939, met naast de confiscatie van alle bezittingen van de Nederlandse overheid en het Koninklijk Huis ook die van landgoed Clingendael.

Duits beheer

Is dit alles, moet de door Hitler aangewezen landvoogd Seyss-Inquart gedacht hebben, toen hij vernam dat hij zich met zijn gezin op Clingendael moest vestigen. Want een groot paleis, zoiets als in Wenen, met veel koepels en marmeren zuilen, dat zat er niet in. De adviseurs van Hitler wezen op de strategische ligging van Clingendael. Er waren drie kazernes nabij, een hospitaal, een grote gevangenis, drie vliegvelden, tennisbanen en een stukje snelweg naar Binnen- en Buitenhof. Om de rijkscommissaris tegemoet te komen, werd het landgoed zwaarbeveiligd en verrees er een enorme bunker, vermomd als boerderij. Nog steeds zijn de sporen daarvan te zien. Seyss was teleurgesteld maar schikte zich. Hij was zelfs eenmaal gastheer voor de hoge nazi-nomenklatoera. Een plaquette herinnert aan het verhoor dat hier aan twee gevangen verzetslieden, Boellaard en Jordaan, op 14 mei 1942 werd afgenomen door onder anderen Seyss, Himmler en Rauter. Het verblijf van Seyss-Inquart duurde niet lang. In september 1944 vluchtte hij eerst naar Apeldoorn en later naar Duitsland. Clingendael was een zwaar beschadigd en gevaarlijk landgoed geworden.

Mijn eigen kennis­making met Clingendael 

Clingendael bleef als militairterrein gesloten voor het publiek. Het Nederlandse leger oefende het toezicht uit vanuit een kazerne op de plek waar nu het Internationaal Strafhof is gevestigd. Daar moest ik in 1953 als tweede luitenant mijn dagen slijten. Op een dag kreeg ik bevel met vijfentwintig soldaten gewapende patrouille te lopen in Clingendael. Dat was een avontuur, we werkten ons door een wildernis van bomen, struiken en vernielde gebouwen. Overal waren bunkers waar ooit de moffen hadden gezeten. Spannend vonden we de grote, die gecamoufleerd was als een boerderij. We verdwaalden tot we de tankgracht zagen. Hoe diep was die gracht? Ik beval de jongens mij door het water te volgen. Een paar lege jerrycans brachten uitkomst, al liet een van de soldaten zijn geweer, een antieke Lee Enfield, in het water vallen. Het heeft nog heel wat moeite gekost voordat we het toch nog uit de gracht opdoken. Gelukkig, want er had wat gezwaaid voor de onfortuinlijke soldaat, die zelf niet kon zwemmen! Nog kletsnat en bemodderd marcheerden we terug naar de kazerne. Ik kreeg een fikse uitbrander van de kazernecommandant, maar daar bleef het bij.

In 1954 kocht de gemeente Den Haag het landgoed van de familie Van Brienen. Na jarenlang herstel werd het voor het publiek opengesteld en dat geniet ervan tot op de dag van vandaag.


Details

  • Schrijver

    Jacques de Zwart
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Clingendael
  • Editie

    26-2021

Meest gelezen artikelen