Skip to main content

Haagse Humoristen deel 1

"Amsterdamse humor bestaat niet”, verklaarde de comédienne en zangeres Conny Stuart. “Het is importhumor uit Den Haag.” Conny Stuart, beroemd in de jaren vijftig tot zeventig van de vorige eeuw, groeide op in Den Haag. Haar observatie was juist. De beste humoristen komen van oudsher uit Den Haag. Waarom is onze stad hofleverancier van zoveel getalenteerde grappenmakers, komische talenten en humorvolle schrijvers? Wel, het zand en het veen hebben er alles mee te maken. Arm en rijk. Een aangeboren afkeer van de boven-ons-gestelden. De eeuwenoude hofcultuur en de aanwezigheid van bespottelijke politieke figuren, in combinatie met de aangeboren Haagse grote bek, zijn de ultieme voedingsbodem gebleken. Laat ons daarom een aantal Haagse humorhelden eren. Telkenmale zal blijken dat een afkeer van gezag en het standsverschil een grote rol speelt. We beginnen met de oudste aan ons bekende humorist van onze stad. Een beroemdheid in zijn tijd – en een échte grapjas.

Jacob Campo Weyerman 

Op 9 augustus 1677 ziet deze schrijver, vertaler, schilder en vooral levensgenieter het levenslicht. Jacob heeft de gave van de pen. Ironie is zijn wapen. In het land bestaat veel weerstand tegen zijn frivole observaties en humorvolle kritiek. Jacob bedenkt telkens nieuwe schrijfsels maar is vooral een hartstochtelijke bon vivant. Hij laat zich in met oplichters en ander volk van laag allooi; zijn schuldenlast is groter dan zijn inkomsten. Als Jacob de vrijstaat Culemborg beschrijft als een ‘roversnest’ wordt hij in het gevang geworpen. De rechtszaak draait echter vooral om zijn gedicht Enthusiasmus, waarin hij de spot drijft met de bestuurders van de VOC. Op 9 juli 1739 krijgt Jacob Weyerman een levenslange gevangenisstraf, die hij uitzit in de Gevangenpoort. De humorist wordt verplicht om vanachter de tralies in zijn eigen onderhoud te voorzien. Dat lukt niet echt, niemand gelooft meer in zijn steeds minder felle praatjes. Jacob wordt pro deo begraven en raakt in de vergetelheid. Zeg nu zelf: had u wel eens van hem gehoord? Een levendige stichting houdt gelukkig zijn vele werken – waaronder pareltjes van woordkunst – in ere: www.weyerman.nl

Willem Kloor

“Willem was een man die de lach aan zijn kont had hangen. Mensen gierden al van de pret als Willem alleen maar de deurknop vastpakte”, zegt oud-scheidsrechter Mario van den Ende. ‘Haagse Willem’ kreeg in de jaren zeventig landelijke bekendheid toen stadsgenoot Harry Touw hem bij de VPRO als Nederlands grootste moppentapper lanceerde. Zijn schuine, ongezouten moppen, getapt in onvervalst Haags, zijn ook op langspeelplaten uitgebracht. Anno 2022 staat zijn materiaal garant voor stapels aangiftes wegens belediging, opruiing en racisme. Naast zijn te korte carrière als humorist was Willem een begenadigd voetballer. Een van de hardst koppende spelers die ’s lands voetbal heeft gekend. Hij verzeilde in de nachthoreca als portier van onder andere Bar Romanov’s in de Prinsestraat. Uiteindelijk werd het leven als schout bij nacht zijn ondergang. Willem Kloor overleed op tragische wijze - maar zijn platen zijn nog steeds gezonde kost voor hardcore Hagenezen. Neem een kijkje op YouTube om zijn grandioze verteltalent te beluisteren.

Simon Carmiggelt

Een der grote helden van de Haagse humor. De humor die Simon later in Amsterdam etaleerde, cultiveerde hij in Den Haag. Zijn geboortehuis stond op de Loosduinsekade, nabij de bekende Zevensprong. Carmiggelt kwam uit een middenstandsmilieu, zijn moeder had een winkel in hoeden en petten, zijn vader was vertegenwoordiger voor de worsten van Stegeman. Een socialistisch nest. Zijn broer Jan verging het na zijn schooltijd een stuk beter; Simon worstelde met de toekomst. Zoals wel meer humoristen zette hij zijn eerste stappen op het papier in het schoolblad, de Schakelaar. Zijn broer Jan zat in het verzet en werd in 1943 vermoord door de Duitsers. Vader Carmiggelt reageerde met twee woorden: “Alles tevergeefs”. Dit gaf Simon een schuldgevoel voor het leven: niet hij maar broer Jan had door moeten gaan. In 1944 vluchtte hij uit Den Haag naar Amsterdam en schreef daar voor het verzetsblad. Toen na de oorlog Het Parool bovengronds trad werden de columns van Carmiggelt (Kronkels) een gezichtsbepalend onderdeel van de krant. Mede dankzij zijn ‘Amsterdamse’ humor ontwikkelde de krant zich tot een toonaangevende krant. Hoewel hij zichzelf tot aan zijn dood journalist bleef noemen, was Simon Carmiggelt vooral een chroniqueur van zijn tijd. Zijn legendarische observaties van kleine mensen op kleine plaatsen zijn weliswaar gedateerd, maar nog even invoelbaar als toen zij geschreven werden. Over leven en werk van Carmiggelt zelf zijn tal van boeken verschenen. Columniste Sylvia Witteman schreef een excellente biografie over de ’Opa van Amsterdam’ – die meer dan dertig jaar in Den Haag woonde.

Marnix Rueb

“Ik ben een comedian, maar dan op papier.” Marnix Rueb, illustrator van beroep, tekende ruim dertig jaar geleden - in 1991 - zijn eerste Haagse Harry. Als zoon van een rechter uit het Benoordenhout komt hij op kamers te wonen in de Schilderswijk en observeert daar de archetypische Hagenees: matje in de nek en een grote bek, waaruit snoeiharde humor wordt gespuugd. Een legende is geboren. Haagse Harry is een volksheld die door alle lagen van de bevolking geliefd wordt. Van autochtoon tot allochtoon. Jong en oud. Arm en rijk. “Het mengen van het hoge en het lage is hartstikke leuk. Ik verhaags iedereen”, luidde zijn verklaring voor het succes. Een volkse jongen die ongenuanceerd maar vanuit zijn hart praat. Dat was Marnix zelf niet; het was een integer, zelfs wat verlegen mens. “Mijn grondhouding is negatief. Maar met mededogen.” Zijn creatie is vereeuwigd in keihard keramiek en staat in het centrum van Den Haag, aan het einde van de Grote Markt. Het standbeeld kwam er dankzij de grote inspanningen van toenmalig wethouder Joris Wijsmuller van de linkse Stadspartij. Toen bleek dat er geen verlichting voor het beeld was, nam de rechtse PVV deze taak op zich. Twee tegenpolen bij elkaar brengen – dát is de verdienste van Marnix Rueb. Bijzonder: in het beeld is een deel van de as van Marnix verwerkt. Hijzelf is vereeuwigd in zijn werk. Ter gelegenheid van het dertigjarig bestaan van Haagse Harry verscheen onlangs de verzamelbox Ut Ènde. Deze bevat al zijn stripboeken voor het eerst in hardcover uitvoering. Een eerbetoon van ruim drie en halve kilo zwaar: een muâh van Haagse cultuâh! 

Remco Campert

Remco Campert werd geboren op 28 juli 1929, aan de Hooikade. Zijn moeder was actrice; zijn vader Jan Campert is onsterfelijk geworden door het verzetsgedicht Het lied der achttien dooden. Vader Campert verlaat het gezin als Remco drie jaar is. Vader en zoon zullen elkaar nog zelden zien. Hij wordt bij zijn grootouders ondergebracht. Van zijn grootvader, ook schrijver, leert hij de liefde voor het vak. De dichter J.C. Bloem zag Remco als kind bij een tramhalte staan en deed een treffende observatie: “Die jongen heeft niets of niemand nodig.” Tijdens de oorlog zit Remco Campert op het Haags Lyceum. In 1942 wordt de buurt waar hij woont afgebroken. De Duitsers, die nog steeds een invasie in Nederland verwachten, willen er een tankgracht bouwen. Hij verhuist naar Amsterdam. 

Zijn grote doorbraak komt in 1961 met het verschijnen van Het leven is vurrukkulluk. Zijn schrijfstijl - toegankelijke spreektaal - maakt hem tot een van de meest geliefde literaire auteurs van het land. Wat volgt is een onnavolgbaar oeuvre van heerlijke literatuur. Zelf houdt Remco overigens meer van poëzie. Hij weet al waar hij begraven wil worden. Niet in Den Haag maar in Amsterdam, op begraafplaats Zorgvlied. “Gezellig samen met Kees en Barbara van Kooten.” De documentaire Verloop van Jaren uit 2016 over zijn leven en schrijverschap is een aanrader en te bekijken via internet. 

 

Haagse Humoristen - Deel 2

 


Details

  • Schrijver

    Sjaak Bral
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Grote Markt, het beeld van Haagse Harry, de schepping van Marnix Rueb (1955-2014). Foto Harry van Reeken, collectie Haags Gemeentearchief
  • Editie

    3-2022

Meest gelezen artikelen