Haagse straatnamen, van Acaciastraat tot Zwarteweg - deel 2
In het vorig nummer van De Haagse Tijden heb ik iets verteld over het ontstaan en de achtergronden van Haagse straatnamen. Door stadsuitbreidingen vereiste het bedenken van straatnamen steeds meer creativiteit. Welke naam wordt er op het bordje vermeld? Is het duidelijk wie de vermelde persoon is, hoe spreek je de naam uit en ook niet onbelangrijk: is hij of zij van onbesproken gedrag? En dan was het ook nog mogelijk dat een straatnaam een ongunstige klank kreeg. Dit leidde dan weer tot verzoeken om de naam te wijzigen.
Onvrede
We weten dat op het verzoek de naam van het Leegerf, of ‘Lug-urf’, te wijzigen in Bakkerstraat, gunstig werd beslist. Maar dit was een uitzondering. De eigenaren van panden in de Mallemolen, het Slijkeinde en de Haringkade hoopten ooit tevergeefs dat hun straat een welluidende naam zou krijgen waardoor de huuropbrengst zou stijgen! Voor de bewoners van de sloppen en stegen was de gemeente iets toegeeflijker, zodat bijvoorbeeld bewoners van de ‘Slop van den houten Hamer’ sinds 1885 in de Hamerstraat woonden. Enkele andere voorbeelden: Slop van de drie boeren werd Warmoezenierstraat en ’t Slop van Fagel kreeg de naam Lange Lombardstraat.
Verhaspelen
Een van de problemen bij de naamgeving zijn de voor de bewoners lastig uit te spreken buitenlandse namen. Rond 1900 besloot de gemeenteraad de straten in het Regentessenkwartier en Duinoord te vernoemen naar wetenschappers en uitvinders. Vaak wisten de bewoners van deze straten niet waarom de betrokken persoon bekend was. Wie waren bijvoorbeeld Ampère of Watt? Ook werden de moeilijke buitenlandse namen op de vreemdste wijze verhaspeld. De bekendste zijn de Copernicusstraat, die al gauw de Koper Nikkusstraat werd genoemd, en de Marconistraat die vertaald werd in Macaronistraat. Bijzonder is ook de Stephensonstraat die soms vernoemd wordt naar de Engelse Stephen of naar de Nederlandse Steffen. Overigens, hoe langer de naam hoe groter de kans op verbastering. Zo werd de Laan Copes van Cattenburch afgekort tot Laan Kobus.
Niet alleen buitenlandse namen maar ook de kennis van Nederlands-Indië liet wel eens te wensen over. Of was hier sprake van Haagse humor? De halte Malakkastraat werd door tramconducteurs afgeroepen als Malle Kastraat met als tegenhangster Bange Kastraat, ofwel Bankastraat. De lezers zullen ongetwijfeld meer voorbeelden kennen. Zo lijkt mij de Acaciastraat een mogelijke tongbreker.
De jaren 1940-1945
In de Tweede Wereldoorlog waren vanaf 1942 straatnamen die verwezen naar koningin Wilhelmina en prinses Juliana verboden. De locoburgemeester besliste dat de Wilhelminastraat voortaan Agathastraat moest worden genoemd. Een jaar later moesten ook alle straten die vernoemd waren naar bekende Nederlandse Joden vervangen worden. Hierbij werd de term ‘arisering’ van de straatnamen gebruikt! Dus geen Da Costastraat, maar Heyestraat
en de Josef Israëlslaan en
–plein werd vervangen door Thorn Prikkerlaan en –plein. De Spinozastraat moest voortaan Hendrik Doeffstraat heten. Hendrik Doeff (1777-1835) was geen filosoof, maar omstreeks 1800 het opperhoofd van de Hollandse handelspost op het Japanse Decima.
Namen met literaire waarde
Na de oorlog werden veel nieuwe wijken uit de grond gestampt met veel nieuwe straten en dus even zoveel nieuwe straatnamen. Maar inmiddels raakte de voorraad naamgevers uitgeput. Historische figuren, kunstenaars, militairen, zeehelden, rivieren, planten, bomen en vruchten; alles was al vernoemd. Dat knelde toen omstreeks 1955 originele straatnamen moesten worden bedacht voor vier nieuwe wijken in het uitbreidingsplan Mariahoeve. De Haagse straatnamencommissie kwam er niet uit. De redder in nood kwam uit onverwachte hoek. De bekende letterkundige Ferdinand Bordewijk (1884-1965) - advocaat in Den Haag - besloot de commissie te helpen. Hij was daarvoor de aangewezen persoon. Want als schrijver was het verzinnen van originele namen zijn specialiteit. Iemand die namen bedacht als Katadreuffe en Klotterbooke moest ook in staat worden geacht bijzondere straatnamen te bedenken.
Bordewijk voldeed aan deze verwachting. Om te beginnen door het woord ‘straat’ niet te gebruiken! In plaats daarvan kwamen achtervoegsels: -kamp, -burg, -horst en -land. De ‘kampen’ werden gekoppeld aan graansoorten. De ‘burgen’ werden in verband gebracht met inwoners van bepaalde landen. Edelstenen waren verbonden met de horsten en vrouwennamen met landen. Combinaties die verrassend en soms vreemd klinken. Bij Ursulaland denk je onwillekeurig aan de zuster van Prikkebeen. Dignaland klinkt poëtisch. De fantasie van Bordewijk komt helemaal tot uiting in de ‘horsten’: Onyxhorst, Amethisthorst en Kornalijnhorst. Burgemeester en Wethouders waren zo onder de indruk van deze naamgeving dat zij in 1957 bij de gemeenteraad het voorstel indienden om uit te gaan van de door Bordewijk bedachte namen.
Goed of fout
Met uitzondering voor leden van vorstenhuizen worden straten zelden vernoemd naar nog levende personen. Want wanneer een naam op een straatbord prijkt, gaat men ervan uit dat hij of zij van onbesproken gedrag is en blijft. Maar op iedere regel zijn wel uitzonderingen. In Den Haag kregen de uitvinders Thomas Alva Edison (1847-1931) en Guglielmo Marconi (1874-1937) al in 1904 ‘hun’ straat. In Loosduinen besloot de gemeenteraad onder voorzitterschap van burgemeester Hendrik Willem Hovy (1868-1933) in 1923 - kort voor de annexatie door Den Haag – niets minder dan een laan te vernoemen naar burgemeester Hendrik Willem Hovy! Andere Loosduinse oud-burgemeesters moesten genoegen nemen met een straat. Van recentere datum is de naamgeving van het Willem Dreespark in 1968. Willem Drees werd dat jaar 82 en had nog twintig jaar voor de boeg.
Maar ook als de straatnaamgever is overleden, is dat nog geen garantie voor een vlekkeloze levenswandel. In de jaren 1980-1984 werden buurten in Houtwijk vernoemd naar onder andere kunstenaars en architecten. Een van de straten was genoemd naar de beeldhouwer Johan Polet (1894-1971) en de ander naar de architect Alexander Kropholler (1881-1973). Waarschijnlijk was niemand bij de straatnamencommissie op de hoogte van het feit dat deze figuren tijdens de oorlog openlijk collaboreerden met de bezetter! Polet, een NSB’er, adviseerde Seyss-Inquart op het gebied van kunst en cultuur. Kropholler stond ook niet afwijzend tegenover de ‘Nieuwe Orde’. Hij was lid van het fascistische en fel antisemitische Zwart Front. Ook was hij lid van de Kultuurkamer en publiceerde onder andere in Nationaal Socialistische bladen.
Naar aanleiding van vragen in de gemeenteraad stelden Burgemeester en Wethouders een onderzoek in naar het oorlogsverleden van Polet en Kropholler. Dit onderzoek leidde er toe dat de naam van Polet werd verwijderd van de straatnaambordjes en vervangen door Toon Dupuis (1877-1937). De vernoeming naar Kropholler bleef ongewijzigd. Waarom is onduidelijk. Maar het blijft wrang dat iemand die de kant koos van de Duitsers wordt geëerd met een straat én een kade die niet ver liggen van de Gerrit van der Veenlaan. Gerrit Jan van der Veen (1902-1944) was beeldhouwer en verzetsheld, die in 1944 door de Duitsers werd gefusilleerd.
Besluit
Wie wil er wonen in een straat zonder naam? Uit het voorgaande blijkt dat het geven van zo’n naam niet altijd eenvoudig is. Het kan leiden tot misverstanden; hoe overtuig je iemand dat je in de Mallemolen woont? Vaak is onduidelijk naar wie de straat is vernoemd. Het zijn veldheren en staatslieden die nu onbekend zijn. In Houtwijk heeft men daar iets op gevonden door het beroep van de naamgever te vermelden; bijvoorbeeld geen Berlagelaan maar Architect Berlagelaan. Kortom, wie zich verdiept in de achtergronden van de Haagse straatnamen kan voor leuke en ook minder leuke verrassingen komen te staan.
Details
-
Schrijver
Kees de Raadt -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
Mallemolen. Foto: Harry van Reeken, collectie HGA -
Editie
6-2022