Jantje Luit wilde geen bonbons van Seys Inquart
In 1936 stapt de 16-jarige Jantje Luit uit Valthermond in Valthe op de trein met als eindbestemming Den Haag. Op station Holland Spoor in deze stad aangekomen, wordt ze verwelkomd door een mevrouw met een band om haar arm als herkenning. Deze laatste zorgde ervoor dat ze als dienstmeisje kwam te werken in het gezin van de joodse familie Mulders. Dit is het verhaal van een meisje uit Valthermond tijdens de oorlogsjaren in een grote stad.
In de crisisjaren zien we het verschijnsel dat vele Duitse meisjes vanwege de slechte economische omstandigheden werkzaam zijn in de Hollandse steden. Wanneer deze omstandigheden verbeteren, gaan de meisjes terug naar hun land en ontstaan er vacatures. Niet alleen voor Jantje Luit een reden om te solliciteren, maar dit is ook het geval voor haar zus Geertje en nog vijf meisjes uit Valthermond. Jantje, zelf afkomstig uit een arbeidersgezin, komt te werken in een welgesteld milieu; het gezin van tuinarchitect Mulders, deel uitmakend van de joodse gemeenschap in Den Haag. In meer dan één opzicht was het voor Jantje een vreemde wereld. Mevrouw was zeer autoritair - als zij niet snel genoeg reageerde op een belletje werd ze op het matje geroepen - en toen een bevriend joods gezin een wereldreis ging maken, moest de familie Mulders op de hondjes passen. Voor deze dieren kwam elke dag (!) de groenteboer, de slager en de kapper langs. En dit in de crisisjaren toen vele gezinnen amper brood konden kopen!
Een ingrijpende ervaring
Voor een gereformeerd meisje uit de Drentse veenkolonie, was het leven en werken in een gegoed joods milieu in een grote stad als Den Haag uiteraard een ingrijpende ervaring. De familie beschikte over drie werknemers: een kok die ervoor moest zorgen dat er koosjer werd gekookt, een huisjuffrouw en Jantje als dienstmeisje, dat onder meer het eten moest serveren, maar dan alleen als er gasten waren. De drie kinderen werden zeer streng opgevoed. Mevrouw droeg, volgens joods gebruik, altijd een pruik en meneer een keppeltje. Op sabbat mocht men geen open vuur gebruiken zodat Jantje meneer en de op bezoek zijnde heren hun sigaren moest aansteken. Dat het hier een uitermate streng-religieus milieu betrof mag ook blijken uit de consequente handhaving van joodse regels en gebruiken. Met Pesach (joodse paasfeest) werd het hele huis zo grondig gereinigd dat er letterlijk nergens meer een kruimel te vinden was. Dagenlang werd er dan paasbrood gegeten.
Anti-Duitse houding
Jantje verdiende vijftien gulden per maand, waarvan zij ook haar werkkleding - onder meer een wit schortje en een kapje - moest aanschaffen. Zaterdags en zondags was ze vrij en dan zocht ze de andere meisjes uit Valthermond wel eens op. Met jongens bemoeide ze zich niet, want ze bleef trouw aan ‘mien Geert uut Valthermond’, zoals zij zich uitdrukte. Later is ze ook met Geert getrouwd.
In 1940, wanneer de oorlog uitbreekt, wordt ze aanvankelijk in haar bewegingsvrijheid beperkt, omdat ze niet over een paspoort beschikt. Haar rentekaart bracht echter de oplossing, omdat daaruit bleek dat zij Nederlandse is. De contacten met haar Valthermondse vriendinnen werden dan ook snel hersteld.
In opdracht van mevrouw moest Jantje in die periode boeken afhalen bij ‘de leeszaal’, zoals in die tijd vaak een bibliotheek werd aangeduid. Op weg daar naartoe werd zij op de fiets aangereden door een Duitse militaire auto, die door het rode licht was gereden. Met een zwaar gekneusde enkel werd ze opgenomen in een Duits militair hospitaal, maar omdat ze het vertikte om met de Duitsers ook maar één woord te wisselen, werd ze later overgebracht naar een Haags ziekenhuis. Duitsers bleven haar evenwel bezoeken en namen zelfs een presentje mee, bestaande uit bonbons, afkomstig van Arhur Seyss Inquart! Zelf is hij overigens nooit op bezoek geweest en ze weigerde er ook maar één bonbon van op te eten, zo anti-Duits was ze. Dit laatste mag ook blijken uit het feit dat zij bedankte voor de eer toen bleek dat het echtpaar Mulders erop stond dat zij Seyss Inquart persoonlijk zou bedanken. De haat ten opzichte van de bezetter zat bij haar heel diep.
In 1941 werd Jantje bij de familie ontslagen, omdat deze van oordeel was dat ze door haar anti-Duitse houding niet alleen deze familie in gevaar bracht maar ook zichzelf. Ze ging terug naar Valthermond waar ze al snel trouwde met ‘heur Geert’. Zus Geertje bleef wel in Den Haag, waar ze verkering had met een ondergedoken militair, afkomstig uit Havelte. Ook zij had het niet op de Duitsers begrepen en toen ze haar afkeer toonde ten opzichte van de NSB werd ze dan ook opgepakt. Merkwaardigerwijs bleek de betreffende NSB-functionaris pro-Nederlands te zijn, daar hij onder zijn revers een oranje strikje droeg… Op 28 mei 1945 schreef Geertje onderstaande brief naar haar moeder:
Lieve Moeder,
Hoe gaat het met jullie? Nog allen goed gezond naar ik hoop. Met mij gaat het ook best hoor. Alleen zijn wij ons hebben en houden kwijt, maar afijn het had erger gekund. Thans ben ik blij dat het vrede is. Dat is mij de hoofdzaak dat ik er levend vanaf ben gekomen. Ik hoop dat er nu weer gauw reisgelegenheden komen dan kom ik jullie heel gauw opzoeken hoor Moedertje. En maak je verder maar niet ongerust want alles loopt op wieltjes. Ik hoop dat ik gauw eens een kaart van jullie ontvang hoe of het met jullie allen gaat. Want daar ben ik erg nieuwsgierig naar. Let bij Uw schrijven vooral op het adres verandering anders loopt het fout. Nu lieve moeder groet ik U allen in de hoop dat we elkander gauw terug mogen zien. Schrijf vooral gauw terug hoor.
H.G. mej. G.Luit.
Jan Blankenstraat 80
Den Haag
Verdrietig genoeg overleed Geertje op de nog jonge leeftijd van 26 jaar. Door onder te duiken heeft het gezin Mulders de oorlog overleefd. Dit was overigens niet het geval bij de inwonende moeder van de heer Mulders. Zij werd verraden en via Westerbork werd ze weggevoerd naar een concentratiekamp in Duitsland, waar zij niet van terugkeerde.
Details
-
Schrijver
Marchinus Elting -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
De gezusters Luit in Den Haag. Links Geertje en rechts Jantje. Foto uit de collectie van J. Bos-Luit -
Editie
9-2022