Skip to main content

Vele generaties van populaire olifant Betsy


Den Haag had van 1863 tot 1943 een dierentuin die gevestigd was op de hoek van de Zuid-Hollandlaan en Koningskade waar nu het Provinciehuis staat. Een grote publiekstrekker was Betsy (of Betsie) de olifant. In De Haagse Tijden van dinsdag 21 juli 2020 wordt haar levens­verhaal mooi beschreven door auteur Kees de Raadt. Na deze Betsy zouden in de Haagse dierentuin nog drie olifantjes met dezelfde naam het publiek vermaken. Daarover later meer.

De eerste Betsy kwam als kalfje in 1875 naar de dierentuin. Het olifantje bleek al snel een leer- en nieuwsgierig dikhuidje te zijn die allerlei kunstjes leerde, zoals domino spelen, tellen, liggen en draaien, bidden en koffiemalen. Als ze klaar was met haar kunstjes ging ze met een rammelend centenbakje in de slurf langs het enthousiaste publiek. De bezoekers waren dan ook stapelgek op haar. Op 26 mei 1903 overleed Betsy. Tot grote ontsteltenis van vele Hagenaars die de vriendelijke olifant in hun hart hadden gesloten. In de kranten werd veel aandacht besteed aan het verdrietige nieuws. Uitgebreid werd beschreven dat Betsy sinds de pensionering van haar dagelijkse verzorger de heer Van Groningen niet meer zichzelf was. Ruim 25 jaar hadden ze lief en leed gedeeld. Waarschijnlijk voelde Betsy zich na zijn vertrek eenzaam en in de steek gelaten. De altijd vrolijke lekkerbek bleef stil liggen in haar hok en raakte haar eten nauwelijks nog aan. De verzorgers probeerden met takels Betsy nog op haar poten te krijgen. Maar de altijd trotse olifant wilde niet meer en sloot tot groot verdriet voorgoed haar ogen. 

Betsy’s hok bleef niet lang leeg staan. Een nieuwe olifant stapte de dierentuin binnen en kreeg ter nagedachtenis of uit commerciële redenen ook de naam Betsy. Wat de reden ook is, Betsy nummer twee was volgens de kranten een lieve goedzak die al snel de harten van de bezoekers veroverde. Betsy maakte dagelijks met kinderen op haar rug een wandeling door de dierentuin. Maar de grijze dikhuid zat ook vol ondeugende olifantenstreken. Het kwam regelmatig voor dat Betsy een hoed van iemands hoofd plukte of in jaszakken snuffelde, op zoek naar iets lekkers. In 1907 werd de lieveling van de dierentuin ernstig ziek en overleed. De kranten schreven dat het stoffelijke overschot naar het gemeentelijke destructiebedrijf aan de Westduinweg werd gebracht, waar ze in grote ketels verkookt zou worden. Een roemloos einde voor de olifant die zoveel mensen plezier had bezorgd.  

Betsy’s olifantenverblijf bleef lang leeg. De herinnering aan de goede en trouwe lobbes die nooit iemand kwaad deed, was slechts nog te vinden in de harten van de bezoekers. Totdat op een dag een nieuwe olifant haar intrede deed en wederom de naam Betsy kreeg. De kinderen stonden al snel weer voor het hok en keken met grote ogen en lachende smoeltjes naar de gedragingen van hun allergrootste vriend. Met haar slurf bedelde Betsy door de ijzeren staven. Het jonge grut hield met enige angst en terughoudendheid de vrolijke dikzak kaakjes, olienootjes en brood voor. Betsy vond het allemaal prima. Met haar snuit slurpte de altijd hongerige olifant al de lekkernijen op. Maar ook de koperen centen voor de oppasser, die zo een zakcentje bijverdiende. In 1925 overleed Betsy. Volgens de kranten aan ouderdom. Het nieuws kwam hard aan onder de trouwe bezoekers.

De laatste Betsy kwam in 1937 naar de Haagse dierentuin. In tegenstelling tot haar drie voorgangers kreeg Betsy tijdelijk gezelschap van soortgenoten Neeltje, Dora en Aida. Met laatstgenoemde was Betsy in 1938 het gesprek van de dag. Op 5 juli begon de ochtend zoals gewoonlijk met een wandeling door het park, met kinderen op de brede en harige ruggen. Na afloop werden Betsy en Aida met kettingen aan elkaar bevestigd. Op hetzelfde moment werd in de tuinzaal van de dierentuin een examen afgenomen. Vijfendertig MULO-leerlingen kregen onder toeziend oog van een aantal examinatoren de moeilijkste vraagstukken voorgeschoteld. Tijdens een korte pauze kregen de jongens en meisjes de gelegenheid om wat te eten en te drinken. De geur van al dat lekkers bereikte waarschijnlijk de olifanten, want op hetzelfde ogenblik ontwaakte bij Aida een oerinstinct. Wild trompetterend zette ze het op een lopen. Betsy kon door de kettingen niets anders dan mee rennen richting de tuinzaal. 

De etende en dollende kinderen zagen met grote schrik de olifanten als een voortdenderende stoomtrein aankomen. Ze stoven uit elkaar, waarbij stoelen en tafels ondersteboven rolden. Aida stormde lijnrecht naar de ingang van de tuinzaal. Toegesnelde verzorgers probeerde haar nog tegen te houden. Maar Aida was dol geworden en niet meer te stoppen. Met haar zware neus knalde ze tegen de dikke ruit van de voordeur aan die in duizend splinters uiteenviel. Door de schrik rende Aida niet naar binnen maar de andere kant op, Betsy meezeulend in haar vaart. Onder de leerlingen en examinatoren ontstond een paniekstemming en ieder zocht gauw een veilig heenkomen. Meisjes en jongens sloten zich op in de toiletten en de leraren verschansten zich achter grote potten met planten en bomen. Ondertussen probeerde het dierentuinpersoneel met hun armen zwaaiend Aida tot rust te brengen. De olifant was inmiddels de uitputting nabij. Mede door de rem van de aan kettingen verbonden Betsy. De bui zakte bij Aida zoals het gekomen was. Al snel was ze weer de oude; een lieve en speelse olifant die gehoorzaam met de oppassers meeging naar haar hok. Betsy stapte onwennig mee en de examengangers, bekomen van de schrik, aten hun brood verder op en dachten weer aan de opgaven die hen na de pauze te wachten stonden. 

Op 13 augustus 1943 zette Betsy voor het eerst voet buiten de poorten van de dierentuin. Onder begeleiding van haar oppasser Laurisch en directeur Flier liep de olifant naar de Weissenbruchstraat 274, waar aan het honderdste lid van de nieuwe stichting Haagse Dierentuin, mevrouw Mol, een lidmaatschapskaart werd overhandigd, of beter gezegd ‘overslurfd’. De wandeling van Betsy trok veel belangstelling. Vooral van de Haagse jeugd. Betsy zelf moest even aan het verkeer wennen. Als er een tram of een auto naderde, dan liep de olifant achterstevoren het trottoir op om zich veilig te stellen. Dat daarbij een aantal markiezen van winkels sneuvelde werd door de eigenaars met lede ogen en een spaarzame glimlach aangezien. Onderweg werden enkele kroppen sla en andijvie van voorbijkomende groentewagens en karren door Betsy mee geslurfd. Zo bereikte de stoet de Weissenbruchstraat, waar voor de woning van het nieuwste lid een grote oploop was ontstaan. Betsy werd van alle kanten getrakteerd op koekjes en tomaten en gaf duidelijk blijk de lekkernijen heerlijk te vinden. Enkele jongelui mochten een ritje op haar rug maken, waarna de terugtocht naar de dierentuin werd gemaakt. 

Een aantal weken later sloot de dierentuin haar deuren om plaats te maken voor de verdedigingslinie van de Duitse bezetter. De dieren verhuisden naar Artis en Blijdorp. Betsy ging naar Amsterdam. Daar werd ze een populaire bezienswaardigheid. In de laatste week van maart 1965 streed Betsy in een donkere, voor het publiek afgesloten olifantenstal, haar laatste strijd. Om verder lijden te voorkomen kreeg Betsy een aantal injecties. De ooit zo imposante Haagse olifant blies op 29 maart 1965 haar laatste adem uit. Onder toezicht van vertegenwoordigers van verschillende zoölogische musea in ons land werd het vijf ton wegende kadaver in stukken gesneden en vervolgens in gesloten vrachtauto’s naar het Zoölogisch Museum in Amsterdam vervoerd, waar het als studieobject zou worden gebruikt. Met haar overlijden kwam er een eind aan Betsy de Haagse olifant die generaties lang vele harten had gestolen. 


Details

  • Schrijver

    Jan Kaffa
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Benoordenhoutseweg, Betsy de olifant in de Haagse Dierentuin. Prentbriefkaart uit 1902, collectie HGA
  • Editie

    2-2023

Meest gelezen artikelen