Skip to main content

Honderd jaar Zuiderpark

In mijn jeugd, die in 1942 begon, woonde ik op het Blaricumseplein. Het was voor een jongetje als ik tussen de vijf en tien minuten lopen naar de ingang van het Zuiderpark, bij het Soestdijkseplein. Als wij op ons pleintje met een bal speelden, werden we door verschillende buren – die al tikkend op de ruit ons gebaarden weg te gaan – gemaand ons spel op de speelweide van het Zuiderpark voort te zetten.

Het Zuiderpark toen 

Ik kwam in die tijd vaak in het Zuiderpark, doordat mijn onderwijzende vader een bijbaan had als leider bij de school- en kindertuinen aldaar en ook omdat de plasvijvers bij speeltuin Ot en Sien wemelden van de watervlooien. Om een vissenmaaltje van die diertjes te vangen, was niet eens een schepnetje nodig. Het volstond om een theezeefje een paar keer door het water heen en weer te halen. Dit leverde een flinke hoeveelheid vissenvoer op, dat in de paar minuten naar huis in leven bleef en aldaar in ruim water ook nog een paar dagen overleefde, zodat het in porties in het aquarium gestrooid kon worden. Met mijn moeder en later met mijn kleine broertje wandelde ik ook vaak in het Zuiderpark. Daar gingen we de herten voeren, pauwen aanmoedigen om te pronken en keken we naar de bloeiende Japanse kers en magnolia’s. Ook schaatsten we op de vijvers en later op de speelweide toen daar, door middel van dijkjes, een veiligere ijsbaan was gerealiseerd. De nodige tienbadenkaarten heb ik in het zwembad verbruikt. Later ben ik zelf ook nog een jaar schooltuinleider op de Herweyertuin geweest en in mijn familiefotoalbum zit een foto van mijn zoon als baby, in het rosarium.

Over de Herweyertuin gesproken: ik ben als jongetje bij de onthulling geweest van het smeedijzeren toegangshek, vernoemd naar de directeur van de gemeentelijke school- en kindertuinen. Het hek staat er niet meer, maar zijn naam staat nog wel vermeld op een van de gebouwen van de kinderboerderij. Vijfenvijftig jaar geleden ben ik uit Den Haag vertrokken. Ik reed daarna wel vaak over de Moerweg en de Soestdijksekade, langs het Zuiderpark, maar ben er maar twee of drie keer naar binnen gegaan. Vorig jaar verwierf ik een boekje, getiteld: Groen en bloemen in Den Haag. Het betrof een uitgave uit 1936 van de Algemeene Vereeniging voor Natuurbescherming voor ’s-Gravenhage en omstreken (AVN), waarin meer dan veertig bladzijden gewijd zijn aan de ontwerpperikelen en de inrichting van het Zuiderpark. In 1921 – nu precies honderd jaar geleden – is men begonnen met de aanleg van het park en wel met de sportvelden waar ADO zo lang heeft gespeeld.

Het Zuiderpark nu 

In oktober vorig jaar heb ik met mijn vriendin een rondwandeling door het Zuiderpark gemaakt. Ik kon haar allerlei herinneringen vertellen. Dat was fijn, want ik praat graag. We parkeerden de auto aan de Loevesteinlaan en liepen het park in, tussen de witte huizen door, die daar kort na 1950 gebouwd moeten zijn. Ik herinnerde me een huis dat ik vroeger heel interessant vond door de sterrenkijkkoepel die erop stond. En verdraaid, die koepel viel ons uit de verte al op. Er was wel het een en ander veranderd in het park. De doorgaande weg – waar vroeger de Zwaan zijn rondritten over maakte – leek breder. Bevond zich daar niet ooit een heg, waar je langs wandelde? Wat meteen opviel was dat er haast geen hekjes meer waren; de volière is verdwenen en vervangen door speeltuig. Voorheen waren ook de speeltuinen en de uitzichtheuvel ‘De Villierskopje’ voorzien van hekken, die aan het eind van de middag gesloten werden. Wellicht leuk om te weten dat het kopje naar meneer De Villiers vernoemd is, terwijl wij (en ik denk ook anderen) het over ‘het Villierskopje’ hadden.

Veel mooie bomen en struiken zagen we en hoewel ik vermoed dat er bij het zwembad begroeiing opgeofferd is voor de uitbreiding van bestaande gebouwen, zag ik ook dat er in het voorjaar zeker nog heel veel te genieten valt. Het sportgebied – waar vroeger ADO zat – leek nu veel groter, maar dat zal verbeelding zijn. In mijn jeugd waren er meer  afschermingen waar je niet doorheen kon kijken. Op het terrein zelf ben ik nooit geweest; voetballen heeft me nooit geboeid.

Wat ik op die zaterdag in oktober vorig jaar heel prettig vond om te ervaren, was dat er veel oudere én jongere mensen van heel verschillende komaf, met en zonder kindertjes, in het park liepen en zaten te ontspannen. In het hiervoor genoemde boek wordt H.P. Berlage geciteerd, die in 1908 bij het aanbieden van een uitbreidingsplan voor Den Haag over het door hem bedachte park schreef: “Dat park moet aan de bewoners der uitgestrekte volksbuurten in dat gedeelte der stad ten goede komen.” Mooi dat die gedachte van meer dan een eeuw geleden nog steeds bewaarheid wordt.


Details

  • Schrijver

    O. van Hest
  • Editie

    02-2021

Meest gelezen artikelen