Skip to main content

Haags wonen in eenvoud


In de jaren vijftig woonde ik op de Zuiderparklaan, in een buurt van ambtenaren, politieagenten, onderwijzers en kleine middenstanders. Als ik spreek over mijn ‘woningervaring’ heb ik dus deze eenvoudige woonwijk in gedachten. Dat is dan ook het predicaat dat meegegeven kan worden aan de wijk: ‘eenvoudig’, met als middelpunt de Dierenselaan, dicht bij het Zuiderpark. Mijn woonervaring zal afwijken van die van ex-bewoners van bijvoorbeeld Vruchtenbuurt of Vogelwijk. Verschil moet er zijn en verschil wás er ook. 

Wij woonden precies tegenover de Nijkerklaan, waar mijn lagere school (Theo Thijssenschool) gevestigd was. Naar school gaan was dus een kwestie van de weg (inclusief de trambaan van lijn 15) oversteken en dan was je op school. Wel zo makkelijk, want dat betekende ook dat wij tussen de middag thuis een boterham aten. Moeder was natuurlijk in die tijd gewoon thuis, zoals de meeste moeders dat waren om voor het huishouden en de kinderen te zorgen. Van haar kregen we brood tussen de middag en aan het einde van de middag een kopje thee met iets erbij. Aan de keukentafel natuurlijk, want een luxe huiskamer hadden we niet echt. 

De keuken blonk uit in eenvoud: een granieten aanrecht, koud water en (nog) geen geiser. Vier kamers telde onze benedenwoning aan de Zuiderparklaan; een huiskamer met een ouderslaapkamer (gescheiden van de huiskamer met een schuifdeur van glas in lood) en twee kleinere slaapkamers. Met vier kinderen was dat net wat weinig, dus sliep ik bij mijn oudste zus op de kamer en sliepen mijn twee andere zussen ook samen. Totdat mijn oudste zus trouwde en het huis verliet, en mijn op een na oudste zus in 1954 naar Nieuw-Zeeland emigreerde. Toen kregen mijn jongste zusje en ik allebei de luxe van een eigen kamer. Niet dat die kamers nou uitgebreid en comfortabel waren ingericht. We hadden eenvoudige bedden, stevige lakens en wollen dekens. Dekbedden bestonden toen nog niet. We hadden in de gang een diepe gangkast en nog een kleinere kast, waar later - heel veel later, ik was toen al het huis uit - een eenvoudige douche in werd gebouwd. In mijn jeugd gebeurde het wassen (meestal achter elkaar in dezelfde teil, in volgorde van leeftijd) in de keuken.

De woonkamer was in alle opzichten eenvoudig, zo niet erg eenvoudig. Bankstellen bestonden nog niet, zeker niet in ons milieu. Er was alleen een eettafel met zes stoelen, waarboven een lamp hing. Daar las mijn vader altijd de krant en dan was er voor anderen geen of nauwelijks plaats, want die krant kende nog een groot formaat. De tafel werd natuurlijk ook voor het avondeten gebruikt en als ‘speeltafel’ wanneer mijn ouders het wel opportuun vonden om met het gezin een spelletje te spelen. Tv kijken deden we nog niet, want die hadden we simpelweg niet. Ook hadden we geen heuse radio waar alle zenders op te vinden waren. We hadden radiodistributie: een bruingrijs kastje van de PTT en een draaiknop waar vier zenders mee gekozen konden worden. De radio betekende ons contact met de buitenwereld en met het nieuws. 

Ik kan mij nog als de dag van vandaag herinneren dat we in februari 1953 aan de radio gekluisterd zaten om alle ontwikkelingen rond de Watersnoodramp in Zeeland te volgen. Dat nieuws kwam dus niet direct op je netvlies zoals vandaag, maar met enige vertraging via de ether, want live-verslagen waren er in die tijd nauwelijks. 

Ook luisterden we naar radioprogramma’s, zoals De familie Doorsnee of De bonte dinsdagavondtrein. In de jaren vijftig stond dat garant voor familiegezelligheid. Pas later kwamen de echte radio’s of radiomeubels om de hoek kijken.

De inrichting van de kamer leende zich niet zo voor ‘andere’ gezelligheid. Naast de tafel en de kolenhaard stond er niets dat op meubilair leek, behalve dan een meubelkast of iets wat daarvoor door moest gaan. En een schemer-lamp niet te vergeten. Pas in 1956, toen mijn vader invalide werd na een beenamputatie, kwam er een ‘gemakkelijke stoel’, want de man moest na gedane arbeid (hij werkte op het Arbeidsbureau, dat later opging in het UWV) wel even tot rust kunnen komen. Het eerste bankstel kwam pas toen ik net verkering had gekregen in 1960. Mijn moeder was nogal verzot van de firma Van Santen, een woninginrichting zaak die was gevestigd aan de Dierenselaan aan het einde van de galerij. Van Santen was een voor die tijd uiterst vooruitstrevende zaak, waar onder meer ook rotanmeubelen verkocht werden. En die vielen nog net binnen het bescheiden budget van mijn ouders. En dus was ons eerste bankstel (het woord ‘loungeset’ kwam toen in nog geen enkel vocabulaire voor) een rotan bankstel: een bankje voor krap twee personen en twee aparte fauteuils, zeg maar fauteuiltjes. In die tijd waren ook de zogenoemde ‘cocktailfauteuiltjes’ erg populair en de kleine bijzet-tafeltjes.

We waren erg gelukkig met deze spectaculaire uitbreiding van het woonmeubilair. Ik nam er ook graag zitting op samen met mijn vriendin. Maar mijn pa hield ons de hele avond in de gaten, altijd wel even kijken waar mijn handen verbleven…


Details

  • Schrijver

    Ton van Rijswijk
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    De eettafel, het middelpunt van het gezinsleven. Foto van het interieur van de Schoonhetenstraat 69. J. Th. Piek, collectie HGA
  • Editie

    19-2022

Meest gelezen artikelen