Bonte verzameling dieren in het Haagse
Den Haag heeft alles wat een aantrekkelijke stad nodig heeft om eropuit te gaan. Nou ja, we missen wel een dierentuin. Dat is niet altijd zo geweest. Van 1863 tot 1943 konden de inwoners van en bezoekers aan Den Haag zich vermaken in de Koninklijke Zoölogisch Botanische tuin. Die lag op de plek waar nu het Provinciehuis staat. Na de diverse artikelen over de bekendste bewoonster Betsy, leek het me leuk om iets meer over de dierentuin zelf te vertellen.
Ontstaan
Dat de dierentuin er is gekomen, dankt Den Haag aan de arts Dr. L.H. Verwey. Hij legde in 1860 een plan voor aan het gemeentebestuur en potentiële geldschieters. Daarin gebruikte hij als argument: een dierentuin sluit prima aan bij alle activiteiten om het vreemdelingenbezoek te stimuleren en welgestelde renteniers naar Den Haag te trekken. Verwey hoopte dat de gemeente gratis grond ter beschikking zou stellen, maar verder dan een lage erfpacht wou het gemeentebestuur niet gaan.
Wat er te zien was
De bezoekers konden wandelen langs paden en vijvers, kijken naar vogels, tropische gewassen en een bonte verzameling dieren. Maar niet alleen de ogen, ook de oren werden gestreeld. ’s Zomers waren er elke maandag- en vrijdagavond concerten van de militaire kapel, waar vaak wel duizenden Haagse gezinnen naar kwamen luisteren. Omdat veel geld was gaan zitten in het park en een groot verenigingsgebouw, was er weinig geld voor de aankoop van dieren. Dus moest de tuin het vooral van schenkingen in natura hebben. En omdat er veel vogels werden gegeven, kreeg de tuin ook wel de bijnaam ‘kippentuin’. Op een zeker moment heeft het bestuur ook besloten om meer te investeren in planten en vogels dan in dure zoogdieren.
Flaneren
Aan het einde van de negentiende eeuw kwamen de bezoekers niet alleen om naar de dieren te kijken. Het ging ook om ‘zien en gezien worden’. De bezoekers waren overigens alleen leden van de dierentuin; je kon voor vijftig gulden lid-aandeelhouder worden. Bijzonder voor die tijd was dat er verder geen selectie was. Van de dierentuin kon je voor vijftig gulden lid-aandeelhouder worden, zonder ballotage. Dit betekende dat het lidmaatschap ook bereikbaar was voor andere Hagenaars, te denken aan lagere ambtenaren, beoefenaars van vrije beroepen (artsen, advocaten), ondernemers in handel en nijverheid (bankiers). En ook eigenaren van ambachtsbedrijven en winkeliers. Heel bijzonder was de mogelijkheid voor vrouwen om lid te worden. Om te beginnen weduwen, na het overlijden van hun echtgenoot. Maar ook konden vrouwen zich zelfstandig aanmelden als lid. En deze vrouwen hadden ook stemrecht! De tuin werd zo een ‘neutraal terrein’ waar Hagenaars uit zeer uiteenlopende kring elkaar konden tegenkomen.
Waarom de tuin er niet meer is
Zoals veel mooie stukken Den Haag sneuvelde ook de Haagse Dierentuin tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Atlantikwall liep dwars door de tuin. Die werd ontruimd en de grote dieren verhuisden naar Artis en Blijdorp. Kleine dieren en veel planten vonden hun bestemming in het Zuiderpark. Het hoofdgebouw in Moorse stijl bleef nog wel in gebruik en was ook het enige onderdeel dat na de oorlog weer is hersteld. Menig Hagenaar heeft daar examen gedaan of een (kinder)voorstelling bijgewoond. En veel Haagse echtparen hebben elkaar in het gebouw ontmoet bij een dans- of feestavond. In 1968 moest het, onder groot protest, plaatsmaken voor de uitbreiding van het Provinciehuis.
Details
-
Schrijver
Jacqueline Alders -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
Hoofdgebouw van de Haagse Dierentuin. Prentbriefkaart uit ca 1905, collectie HGA -
Editie
3-2023